Waar zit je? sms’te mijn vader. In Lille, sms’te ik. Wat doe je daar? sms’te hij. Ja, dat vroeg ik me nou ook af. Als Italië-liefhebber heb ik nooit veel gehad met Frankrijk en haar mensen. In mijn kindertijd reden mijn ouders originelerwijs altijd wel naar een Franse camping om daar, na talloze tolwegen en vechtpartijen om achterbankruimte, voor drie weken hun bungalowtent te planten. Daarna veegde ik Frankrijk van de kaart. Maar wegens een familieaangelegenheid vergezelde ik mijn partner afgelopen week naar Lille. Een goede timing, volgens hem, ten tijde van de jaarlijkse braderie.
Als fervent kaaskop vind ik het natuurlijk mieters om mensen te bekijken. Of eigenlijk, bestudéren, gezien ik dit als reisschrijver natuurlijk vanuit cultureel oogpunt doe. Gelaatstrekken spotten, kledingstijl analyseren, manier van doen verklaren. En ach, als ik er toch was kon ik meteen mijn Frans even ophalen. Of wat daar nog van over was, daar ik de taal der liefde zo snel mogelijk uit mijn vakkenpakket had verwijderd. Met al haar onfonetische oe-, eu-, en wha-klanken vond ik het meer de taal der keelpijn. Op deze manier kunnen die akelige Fransen natuurlijk altijd net doen alsof ze je niet verstaan. “Pardon?”
Enfin, na onszelf losgeketend te hebben van de herbergzaamheid van onze gastvrouw, begaven we ons onder de chauvinisten. “Wat hebben die Françaises korte benen”, viel manlief op. “Dat is idem bij Italiaanse vrouwen,” zei ik, terwijl ik de zwierige Lilse gebouwen aanschouwde. Onze manier van cultuursnuiven verschilt nogal. De korte Franse beentjes waren echter wél gehuld in duidelijk stijlvollere kleding. Veel bruin, donkerblauw, streepjes, sjaals omgeknoopt als ware kunstwerken en wind-bestendige kapsels.
Maar de Franse elegantie valt niet te evenaren door jezelf in een Franse outfit te wurmen. De kokette manier van doen zit diepgeworteld. Zo viel het mij op dat Fransen hun sigaret tijdens het lopen met hun arm in een hoek van negentig graden voor zich uit dragen. Mijn welwillendheid om samen te vloeien met het volk veroorzaakte in de rue Royale echter al snel een brandgat in de Chanel-colbert van mijn voorgangster. Dat Fransen nogal temperamentvol zijn viel me wel op.
Verder waren de inwoners van Lille best vriendelijk, op een gereserveerde, typisch Franse manier. Ook winkelen was er prettig. Zie je in de Tunesië-soortige landen het door jou bekeken object direct in een plastic tasje verdwijnen, hier mocht je zelf het initiatief nemen. Ook Lille, ter grootte van een stad als Utrecht, was plezierig met veel pittoreske barretjes, chique gebouwen en rustgevende parken. Uiteraard spotte ik her en der een stokbrood en ook warme wafels, crêpes met Nutella, croissants en zalige kazen.
Maar waar het tijdens de braderie echt om draaide waren moules, mosselen. De laatste dag gingen we deze dan ook traditiegetrouw eten. Te midden van de drukte wachtten we op een terras op onze zwarte knijpers. Onze buren gedroegen zich nogal luidruchtig. Vreemd, Fransen waren toch zo welgemanierd? Nog vreemder was dat ze een voor een van tafel verdwenen, totdat de laatste haastig opstond en de mensenmassa inrende. Een moment later verscheen de serveerster, sloeg haar blocnote gade en keek daarna woest de menigte in. Wat asociaal, zeg! Ik zat goed. Een fraai land, met vreselijke Fransen!
Geef een reactie